“Geef mensen niet te snel een stempel”

‘Onze patiënten zijn meer dan hun delict en hun recidivegevaar’, zegt Hanneke Datema, activiteitenbegeleider in de Mesdag.‘Ik krijg energie van het omgaan met de patiënten. Ze zijn zo verschillend in hun achtergronden en cultuur. Hoe het werkt in het hoofd is bij iedereen verschillend.’
Nog nooit voorgelezen
Hanneke Datema (40 jaar) werkt met patiënten aan wie tbs is opgelegd. Ze werkt zestien jaar in de Mesdag en heeft op meerdere afdelingen gewerkt. Haar huidige werkplek is het Dag Activiteiten Centrum (DAC): ‘Onze patiënten zijn mensen met een psychotische kwetsbaarheid en steeds vaker hebben ze daarnaast een licht verstandelijke beperking. Sommige patiënten zijn door medicatie vrij stabiel, anderen leven in een volstrekt andere wereld. Het is mijn drijfveer om hen iets mee te geven. Het intrigeert me hoeveel invloed ik kan hebben door mijn normen en waarden door te laten sijpelen. Ik zou het mooi vinden als iemand later denkt: ‘Hanneke zei altijd dat ik de goeie keuze moet maken’.’
De patiënten komen naar het DAC toe. Het zijn er 20 tot 25 per week, in groepjes van vijf tot tien per dagdeel. ‘Activiteiten zijn een middel in de behandeling van de patiënten. We doen samen creatieve dingen die aangepast zijn op hun mogelijkheden. Maar ze leren ook om op tijd te komen en zich te houden aan een afspraak. Door samen bezig te zijn help ik patiënten beter te functioneren en meer eigenwaarde te krijgen. Tijdens het creatief bezig zijn praten we over van alles en nog wat. Ik probeer patiënten een beetje uit hun schulp te krijgen, zodat ze beter behandeld kunnen worden door mijn collega’s. We doen vaak hele basale activiteiten, soms lees ik een stukje voor. Sommige patiënten zijn in hun leven nog nooit voorgelezen.’
Droomvakantie
‘Een belangrijk ingrediënt van mijn werk is humor. Zit iemand niet zo lekker in zijn vel en moet hij naar therapie, dan kan ik hem laten ontspannen door een grapje te maken of even samen te zitten. Een man was chagrijnig omdat iemand had gezegd dat hij stonk. Ik ben met hem in de krant naar advertenties van reizen gaan kijken en ik vroeg hem waar hij heen zou willen als hij nu op vakantie kon gaan. We fantaseerden samen over die droomvakantie. Ik zei, nu ik naast hem zat, dat ik hem ook rook. ‘Misschien moet je even een washandje gebruiken voor je zo meteen naar therapie gaat,’ stelde ik voor. Hij stond op en ging zich wassen.’
De goede keuze
‘Komen ze hier voor het eerst, dan laat ik hen iets gemakkelijks doen, zoals een mandala inkleuren. Dan kunnen ze de kat even uit de boom kijken. Alles wat iemand wil maken kan bij ons: schilderen, met hout werken, met wol. Eén van onze patiënten had een schilderij gemaakt en dat vond ik zo mooi, dat ik het schilderij gekocht heb. Ik vertelde deze meneer waar ik het heb opgehangen en hoe vaak ik erlangs loop en er even naar kijk. Ik laat hem weten hoe blij ik ermee ben. Voor iemand die zijn hele leven te horen heeft gekregen dat hij de dingen fout doet en niets kan is het heel bijzonder om complimenten te krijgen.’
Nukken en grillen
‘Als je hier werkt, moet je niet de illusie hebben dat je mensen kunt redden. Sommige stagiaires of medewerkers hebben wel eens dat ‘reddende-engelsyndroom’. Je kunt wel bereiken dat mensen zich beter bewust worden van goed en kwaad. Veroordelen doe ik niemand. Als begeleider heb ik liever dat iemand hier uitprobeert hoe hij bijvoorbeeld met agressiviteit moet omgaan, dan buiten de kliniek. Ik probeer patiënten te laten genieten van kleine dingen door positieve dingen te benoemen, zoals een vogeltje dat mooi zingt of een prachtige wolkenlucht. Zo wordt alles minder zwaar. Relativeren is ook een belangrijke eigenschap die je hier moet hebben. Het is nodig om de patiënten te zien als mensen met hun eigen nukken en grillen. En vooral hen niet te snel een stempel op te drukken. Zo was er op een unit een man die zelf niets bezat. Hij genoot van de ingebouwde radio op zijn kamer. In het dagrapport stond dat deze man dreigde af te glijden, want hij praatte de hele tijd tegen de radio. Ik relativeerde dat door te benoemen hoe fijn hij zijn radio vond en dat het heel gewoon is dat mensen die alleen zijn tegen zichzelf of tegen een radio aan het praten zijn. Dat doet toch iedereen wel eens?
De Mesdag is een bijzondere werkplek, het is een rode draad in mijn leven, onderdeel van mijn vaste basis.’